Skip to content

Mijn dochtertje van net iets langer dan een meter kijkt ietwat angstig omhoog naar de ruim twee meter hoge (en brede) taxichauffeur. Een zwaar kaliber man. Geen donker steegjesmateriaal. Het blijk een goedzak. “Ik vind het heel raar dat jullie niet met vaste chauffeurs werken” zegt hij tegen de BSO mevrouw. Deze mevrouw heeft hier weinig boodschap aan. “Kom maar mee, Em” zegt hij vervolgens tegen mijn dochter.

Ik ben nog even te beduusd om iets te vinden, laat staan iets te doen.

“Ik loop even mee” zeg ik tegen mijn meisje. En ik vraag aan de taximan of het klopt dat hij niet een vaste chauffeur is van de BSO. “Mevrouw, ik rij al 35 jaar op de taxi, heb nog nooit zo’n rit gedaan. Als het mijn kinderen waren, zou ik willen dat het een bekende was die ze bracht”.

Dat zou ik ook willen. Maar dit is niet mijn afspraak. Niet mijn idee. Ik ben er gewoon toevallig. Het druist tegen heel erg veel in, maar ik wil afspraken respecteren en ben eigenlijk ook nog steeds iets te overdonderd.

“Ik breng haar zelf wel even”
Bij de taxi aangekomen klimt mijn popje op de zwarte lederen bekleding van de taxi-achterbank. De chauffeur snoert haar in de gordel. En dan knapt er iets. “Heeft u geen stoelverhoger?” Hij heeft geen stoelverhoger, die heeft hij niet standaard bij zich en hij werd net pas opgeroepen. Mijn auto staat een minuut verderop. Met stoelverhoger. “Ik breng haar zelf wel even” met een brok in mijn keel. Mijn kleine meid in die grote taxi met die grote meneer die ze niet kent.

Onderweg naar de BSO herstel ik een beetje en word ik vooral boos. Een uitgestelde, vrij felle reactie op wat ik net zag. Toevallig, want welke ouder is er nou bij als haar kind wordt opgehaald door de BSO? Doorgaans geen enkele ouder. En per ongeluk ik nu wel.

“Maar wij kunnen er niets aan doen”
Bij de BSO aangekomen duikt mijn dochter in de ballenbak en word ik naar “het kantoor” verwezen voor tekst en uitleg over dat wat ik net zag. Ik haal een paar keer adem, want boos praat wat lastig. Ik leg de dame “van kantoor” rustig uit wat ik net meemaakte. De taxichauffeur die niemand kende, de afwezigheid van een stoelverhoger.

“Een stoelverhoger is niet wettelijk verplicht in een taxi”. Deze vrouw, vertegenwoordigster van een grote kinderopvangorganisatie die structureel kinderen naar en van school vervoert, vindt een wettelijke verplichting kennelijk een valide argument voor concessies op veiligheid. Ik haal nog een keer adem. “Bent u het met me eens dat het veiliger is mét een stoelverhoger” vraag ik. “Ja. We hebben het taxibedrijf al heel vaak gevraagd of ze dat willen verzorgen, maar ze willen het niet. We zullen ze nog een keer mailen.” Ik haal inmiddels zo vaak adem dat ik bijna hyperventileer.

“Ok, vergeet de stoelverhoger even: hoe zit het met de taxichauffeur” vraag ik. “In principe streven we er naar om met vaste chauffeurs te werken.” In principe. Streven. Het zijn twee woorden die me heel verkeerd vallen als het gaat om mijn kind.

Het in principe streven was in ieder geval nu faliekant mislukt. En dat benoem ik. “Tja, in geval van ziekte” begint de mevrouw. Ik laat haar de zin niet afmaken. “Wat? In geval van ziekte wat? In geval van ziekte geven we de kinderen aan de eerste de beste man mee die zegt taxichauffeur te zijn?” Ik schets haar nog maar een keer hoe klein zij en hoe groot hij. En sowieso: al was het een vrouw geweest van een meter twintig: sinds wanneer laten we kinderen met vreemden meegaan? Ik leer haar in ieder geval heel iets anders.

Het antwoord blijft steeds hetzelfde. Strekking: wij kunnen er niets aan doen, het is allemaal de schuld van het taxibedrijf. Dat zíj dat taxibedrijf kiezen én betalen dringt niet door. Dat deze BSO de verantwoordelijkheid over mijn kind draagt, ook niet. Dat ik helemaal niets te maken heb of wil hebben met taxibedrijven al helemaal niet.

Kinderfabriek
Kijk, ik snap best dat het allemaal geld kost, het vervoeren en opvangen van kinderen. Ik begrijp ook prima dat een eigen auto met eigen mensen op die auto duurder is dan deze taxiritjes. En ik snap ook dat een BSO geen filantropische instelling is, er moeten zakken gevuld. Maar sinds wanneer worden daar zulke idiote concessies op gedaan? Kinderopvang hoort geen fabriek te zijn.

Ik ben bang: al heel lang. Bij de intake werd (en nog steeds wordt) verzekerd dat er vaste mensen zijn die deze kindjes van school naar BSO rijden en andersom. Stoelverhogers wordt door de meeste ouders waarschijnlijk niet eens aan getwijfeld. Maar, hey: wie ziet of dit daadwerkelijk ook gebeurt? Hier gebeurde het in ieder geval niet en navraag leerde mij dat veel vaker dan beloofd nieuwe gezichten de taxi rijden.

Wees zorgvuldig met kiezen en geloven
Ik ben hevig geschrokken van wat ik zag. En niet alleen daarvan: ik vind het nog veel erger dat deze BSO alle verantwoordelijkheid voor deze fuck-up verlegde naar een van hun leveranciers. Niet: “We zoeken het tot op de bodem uit”. Niet: “Het zal niet weer gebeuren”. Nee: “Wij kunnen er niets aan doen. We zijn bekend met beide problemen en zullen nog wel een keer een mailtje sturen.”

En ik snap het: opvang moet. Dat is voor heel veel ouders gewoon niet anders. Maar, alsjeblieft ouders: wees zorgvuldig met kiezen en geloven.

Ook hier klonk het heel mooi. Maar ze maken hun beloften niet waar. En ze lopen weg voor de consequenties. Bijna: wat niet weet, wat niet deert. Ik vind het onaanvaardbare concessies en onaanvaardbaar gedrag. Wat niet weet, wat zeker deert.

Ik ben blij dat ik er gister was en zag. En ga stevig in gesprek, nog maar een keer.

En knuffel mijn kleine meisje. Ook nog maar een keer.
Dit wordt, ongetwijfeld, vervolgd.

BSO

Back To Top