skip to Main Content

Ik gun het je. Mijn gezondheid. Niet voor altijd hoor. Maar voor een weekje of wat. Zodat je de volgende keer als je langs me fietst eerst nadenkt voor je iets zegt. En ook nadenkt over wát je zegt. Dat je je misschien niet omdraait, langzaam voor me gaat fietsen en mijn dochter aanspreekt. Dat je niet zegt dat mama wel wat harder mag fietsen, ‘want jouw mama fietst echt niet door. En dat herhaalt. En herhaalt. Dat je je daarna niet grinnikend bij je vrouw en dochter voegt, trots en voldaan over deze daad van… Ja, van wat eigenlijk. Echt heldhaftig kun je het niet noemen.

Je kent me niet. Misschien mag ik daar blij om zijn. En ik weet het, als je langs me fietst, zie je het aan de buitenkant niet aan me. Daarvan weet ik zeker dat ik er blij om ben. Daarom vertel ik het je nu. Er was een dag dat ik niet zelf kon douchen. Of 100 meter lopen. Ik was aan huis gekluisterd met een lijf dat pijn deed. Vreselijk veel pijn. Dat moe was, loodzwaar en doodmoe. Dat het niet meer deed.

Dat ik hier fiets, met een kind en een tas vol balletkleren, is niet zo vanzelfsprekend. Meneer met de Paarse Broek. Ik moest mijn conditie weer opbouwen. Elke dag m’n lijf forceren in de hoop dat ik de volgende dag iets meer zou kunnen. Om dat kind, dat jij nu aanspreekt, te kunnen krijgen en opvoeden. Dealen met terugvallen. Artsen bezoeken. Altijd hopen op iets dat misschien nooit komt, maar wat je ook nog niet durft los te laten.

Maar ik gaf niet op. En dat is precies waarom ik hier fiets. Ik bleef optimistisch, startte een bedrijf, kreeg een kind en ging door, soms jankend en vloekend, maar ik ging door. En dit jaar, voor het eerst, is er een behandeling die aanslaat. Die mijn leven verandert. Stukje bij beetje. Ik mag weer meedoen. Op reis gaan, in een tent slapen, naar feestjes, hobby’s opstarten, mijn kind naar school brengen. Door de kamer dansen op K3. En mijn dochter leert me balletten. Dat vind jij vast heel gewoon. Ik niet. Ik geniet ervan.

Laat ons maar fietsen de volgende keer. Ik weet dat je in Nederland mag zeggen wat je wilt, maar je hebt net zoveel recht om je mening voor je te houden. Dat raad ik je van harte aan. Want je doet me geen plezier met jouw oordeel. En mijn dochter nog minder. Want zij neemt me wel zoals ik ben. En het interesseert haar helemaal niets hoe hard ik fiets. Als ik maar van haar hou. En dat doe ik, meer dan jij of zij weet. Wel vroeg ze zich, toen jij wegspurtte, af wie jij nou weer was en waarom je van die gekke dingen zei. Maar daar had ik geen antwoord op.

fietsmeneer

 

Back To Top