Vanochtend beefde de Groningse bodem en alle Groningse kinderen beefden mee. Hun kleine bedjes schudden…

‘Mama, hoe kwam de eerste baby op de wereld?’ Een beste openingsknaller om half 6 in de ochtend, al zeg ik het zelf. Ik vraag me af hoe lang mijn zoon van 7 al aan het nadenken was over deze kwestie, de vraag der vragen voordat hij mij, zijn eerste hulplijn, wakker riep omdat hij er klaarblijkelijk niet uitkwam. Hij kruipt bij me in bed, nestelt zich tegen me aan en is overduidelijk niet van plan om zich te laten afschepen voordat deze zaak opgehelderd is.
‘Nou‘, zeg ik terwijl mijn hersens protesteren tegen zulk moeilijks op de vroege ochtend. ‘Er zijn 2 antwoorden op deze vraag. Wil je ze allebei horen?’. In het donker van de na-nacht of laten we het voor het goede gevoel vroege ochtend noemen voel ik hem knikken.
Het paradijs versus ‘de knal’.
Langzaam wakker wordend vertel ik hem zo goed als ik kan over Adam en Eva en merk dat ik deze kennis niet helemaal paraat heb. Hoe zat het ook alweer? God schiep Eva uit een rib van Adam, of niet? En hoe Eva schaamteloos uit het paradijs gekickt werd, naakt! En ik vertel over de oersoep, de immense knal die vanuit een vacuüm tijd en ruimte liet ontstaan en hoe vervolgens van het een het ander kwam. “Aap, noot, mens, en zo is het gekomen”, eindig ik in de hoop dat mijn zoon akkoord is met deze flinterdunne verhaallijn.
Het is even stil, hier wordt nagedacht.
‘Mama, ik geloof in ‘de knal’, want weet je, als God de eerste was en hij was een man dan kon hij natuurlijk geen baby krijgen.’ Punt.
Tja, soms is het niet zo moeilijk…